Dit schema geeft een inschatting van de waarde die grondgebruik heeft op ecologisch vlak, op basis van onderstaande vijf aspecten:
We onderscheiden 13 vormen van bodemgebruik en beseffen dat we hiermee bepaalde nuances weglaten. Toch geeft dit een goed idee van de ecologische effecten wanneer men de bodem een bepaalde bestemming geeft. Bovendien geldt voor elke gebruiksvorm dat deze op een degelijke of een minder degelijke manier kan uitgevoerd worden.
Een korte toelichting:
Dit is een bos dat bestaat uit inheemse soorten planten en in een natuurlijk balans in functie van het soort bodem. De gelaagdheid is gerespecteerd en wordt niet op een kunstmatige manier ontwikkeld of afgeremd. Doorheen de jaren is er een balans en variatie in soorten ontstaan, die een kans hebben om hier op een duurzame manier te overleven.
Dit is volgens de definitie van het Agentschap Natuur en Bos ‘een bos’. Het valt dus onder de regels voor het behoud en beheer die door dit agentschap werden vastgelegd, met het oog op bescherming, net zoals een natuurlijk bos. Het verschil met een natuurlijk bos is dat, binnen de beperkingen van het ANB, de soortenkeuze bewust gericht is op het aanplanten van soorten die een voedingswaarde hebben voor de mens.
Gezien de povere lijst van planten die het ANB als streekeigen beschouwt, is de voedselwaarde ook zeer beperkt. Toch behoudt dit bos alle ecologische kwaliteiten van een natuurlijk bos. Door de grotere aanwezigheid van vruchtdragende gewassen geeft dit type bos meer mogelijkheden voor de fauna. Omdat een groot aantal diersoorten vandaag bedreigd is, mogen we de bijdrage aan biodiversiteit hoger inschatten dan deze van een natuurlijk bos.
Dit is een verzameling bomen van dezelfde soort en meestal van dezelfde leeftijd. Ze werden doelbewust aangeplant met een bepaald doel voor ogen dat vaak economisch is. Deze akkers focussen meestal op houtproductie en vallen onder de noemer van economisch bosbeheer of houtvesterij. Als de bomen ‘rijp’ zijn dan worden ze meestal tegelijk gekapt en vervangen door jonge exemplaren. Omdat in de bomenakker slechts één soort bomen aanwezig is, is het dierlijk leven afhankelijk van het soort onderbegroeiing dat nog kan ontstaan. De kans om hier een geschikte habitat te vinden, is dus meestal erg beperkt. Voor recreatieve doeleinden is een dergelijk bos nog nuttig, maar voor voedselproductie kan het nagenoeg geen bijdrage leveren. Niet zelden verzuurt de bodem op termijn sterk (bv. sparrenbossen) en verschraalt het leven tot een toevallige beek die er nog door stroomt.
Dit is een bomenrijk terrein dat vooral voor jeugdrecreatie gebruikt wordt. Door het intensief gebruik van de oppervlakte heeft de onderbegroeiing weinig kans om zich natuurlijk te ontwikkelen en te handhaven. In de zuivere zin van het woord is er dan geen bos meer, maar alleen nog een verzameling bomen op een overbelaste bodem. Dit grondgebruik scoort ecologisch lager dan de bomenakker, omdat deze meestal toch een behoorlijke vorm van rust geniet. De cultuurwaarde daarentegen ligt dan weer hoger, omdat de jeugd er zijn gang kan gaan. Dit contact met de natuur is een belangrijke bijdrage voor een gezonde geestelijke ontwikkeling. Op het vlak van voedingswaarde mogen we hier uiteraard niet te veel verwachtingen koesteren. Met de aanwezigheid van enkele kastanjebomen, notenbomen en hazelaars is wellicht het maximum bereikt. In het beste geval gedijen ook appel- en perenbomen nog, maar zacht fruit zal zowel in boomversie als in struiken te gevoelig blijken voor intensief speelgebruik.
Deze vier eerste soorten grondgebruik behoren tot de categorie ‘BOS’. Dit heeft niets te maken met de inkleuring op de plannen voor ruimtelijke ordening (RUP, vroeger gewestplannen). Het gaat over ‘FEITELIJK BOS’ of ‘de aanwezigheid van hoogstammige bomen’, volgens de definitie die kan gevonden worden op de website van ANB.
Juridisch legt dit heel wat beperkingen op inzake gebruik en onderhoud.
Hoewel de ecologische kwaliteit van deze vier soorten nog erg veel verschilt, vallen ze allemaal onder de bescherming van ANB en Bos+, die erop toezien dat onze schaarse bossen behouden blijven. Dat is een noodzakelijke rol omdat de mens nu eenmaal de neiging heeft om ook bossen voor economische en andere prioriteiten te gebruiken. Hierdoor dreigt de ecologische waarde van deze bossen helaas te verdwijnen. Denk maar aan het doelbewust verwijderen van de onderbegroeiing om een bos ‘proper’ te maken.
Dit is het doelgericht gebruik van grond voor voedselproductie. De principes van gelaagdheid, die we afgekeken hebben van het natuurlijke bos, zorgen ervoor dat er een natuurlijke, permanente balans ontstaat tussen de planten, waardoor de ecologische waarde toeneemt. De permacultuur zorgt er namelijk voor dat meerjarige planten het overgrote deel uitmaken van de begroeiing. Hierdoor vermijdt men alle nadelige effecten van grondbewerking en wordt kaalslag vermeden. Zodoende scoort deze vorm van grondgebruik even goed als een natuurlijk bos op het vlak van klimaat en bodem, en bijna even goed op het vlak van biodiversiteit. Dit laatste zal echter iets lager liggen, omdat niet-streekeigen soorten worden opgenomen in de beplanting. Deze soorten zijn niet altijd (of niet met zekerheid) zonder nadelen voor het ecologisch evenwicht op termijn. Wanneer men hier bij de soortenkeuze voldoende aandacht aan schenkt, kan de score van een gelaagde permacultuur voor biodiversiteit even goed zijn als een natuurlijk bos. Er zijn immers niet-streekeigen soorten die zich door de eeuwen heen perfect in onze omgeving hebben gevestigd. De meest courante fruitsoorten behoren hier zeker toe. De okkernoot werd bv. door de Romeinen in onze streken geïntroduceerd en dat is toch al een tijd geleden en … blijkbaar zonder schade.
De cultuurwaarde van dit grondgebruik scoort even hoog als een natuurlijk bos en uiteraard is de waarde voor voedselproductie ook hoog. Dat het rendement voor voedselproductie niet hetzelfde niveau bereikt als de professionele landbouw, wordt voor een groot deel gecompenseerd door kwaliteit. Hier ligt duidelijk een uitdaging voor de toekomst: door goede teeltmethoden en het gebruik van de korte keten in de voedselvoorziening tot een belangrijke bijdrage tot bio-landbouw te komen. Deze volledig vervangen lijkt op dit ogenblik een utopie, maar wie weet wat de toekomst brengt?
Een belangrijke conclusie: noem uw project voor gelaagde permacultuur geen voedselbos, want dan val je juridisch gezien onder één van de vier eerste soorten, met alle beperkingen vandien.
Dit is een verzameling van vruchtdragende bomen en struiken, die geselecteerd zijn voor hun bijdrage tot de voedselproductie. Dit grondgebruik haalt niet dezelfde bijdrage op het vlak van biodiversiteit, maar als habitat voor insecten scoort het wel zeer goed. Dit laatste geldt natuurlijk alleen op voorwaarde dat met geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt. En dat zal een stuk moeilijker zijn omdat de gelaagdheid en de soortenrijkdom ontbreken om tot een natuurlijk evenwicht te komen. Klimaatbijdrage, bodemeffecten en cultuur scoren wel goed; bijna zoals een natuurlijk bos.
Dit is een vorm van gespecialiseerde voedselproductie, waarbij het rendement een belangrijke voorwaarde is voor de continuïteit. De gebruikte methoden voldoen zoveel mogelijk aan biologische eisen op het vlak van bestrijdingsmiddelen en manieren van grondbewerking. Maar omwille van de economische eisen zal de bio-boer op dit vlak toegevingen moeten doen; en ook op het vlak van gelaagdheid en biodiversiteit.
De ontwikkeling van deze methoden -mede door de inspiratie en ervaringen uit de gelaagde permacultuur- zullen ons helpen om deze toegevingen steeds meer te beperken. Het te grote aandeel van eenjarige teelten vormt hierbij een grote uitdaging.
Dit is een bodemgebruik waarbij het van nature aanwezige grasland, rijkelijk voorzien van soorten kruiden en grassen, in zeer beperkte mate wordt gebruikt voor menselijke noden. Het gaat hier alleen om maaien en dan nog een beperkt aantal keren (optimaal 2) per seizoen. Hierdoor is het gebruik van extra bemesting zeer beperkt en is de economische bijdrage voor een professioneel landbouwbedrijf ook heel miniem. Tenminste in het gangbare systeem, waar het eiwitgehalte de focus krijgt ten koste van bijna alle andere aspecten.
Dit maakt dat permanent grasland slechts uitzonderlijk past in professionele landbouw, maar meer in een ecologisch terreinbeheer en zelfs in natuurreservaten. De twee maaibeurten worden dan vervangen door grote grazers, omwille van de gezondheid van het grasland zelf. Maar omdat de gelaagdheid ontbreekt is zowel de waarde voor het klimaat als voor de biodiversiteit lager dan bij de bosvormen.
In tegenstelling tot het permanent grasland is hier sprake van extra bemesting en monocultuur (focus op eiwit). Omdat de economische waarde niet in ons schema is opgenomen, wordt het voordeel op dit vlak hier niet in kaart gebracht.
Dit gaat meestal over mais, bieten en graan. Graan voor menselijke consumptie is zeer beperkt gezien het klimaatnadeel dat we in Vlaanderen hebben ten opzichte van bv. Frankrijk. Door de combinatie van grondbewerking, gebrek aan gelaagdheid, monocultuur en chemische bestrijding liggen de ecologische scores zeer laag. Voor bodem en biodiversiteit is het zelfs een dramatisch lage score omdat CO2 wel wordt opgenomen maar niet wordt vastgehouden in de bodem. De veeteelt staat dan ook voor de extra grote uitdaging om natuur-inclusief te worden ten opzichte van de plantaardige voedselproductie.
Bij dit grondgebruik krijgt de sierwaarde van de beplanting de eerste aandacht. De gelaagdheid is meestal zeer beperkt, waardoor ook de klimaatbijdrage minimaal is. Gelukkig is het een permanente beplanting, waardoor het effect voor de bodem nog redelijk is. De bijdrage tot biodiversiteit is beperkt tot het nut van vooral insecten en dus niet spectaculair.
De cultuurwaarde scoort wel iets beter, maar kan niet compenseren wat op de andere vlakken wordt ingeboet. Wat de biodiversiteit betreft, moet men zich vragen stellen bij het gebruik van vreemde soorten, waarvan dikwijls de schadeloosheid nog niet is aangetoond. Als de kleuren ongeremd de hoofdfocus krijgen dan is er meestal ecologische schade.
Een combinatie van monocultuur, gebrek aan gelaagdheid en afwezigheid van enige bijdrage tot voedselvoorziening maakt dit grondgebruik bijzonder arm. Als bovendien het gras stelselmatig kort gehouden wordt, is uitdroging van de bodem een groot probleem. Ook de biodiversiteit is niet echt geholpen, buiten wat wormen voor de vogels. Het beetje cultuurwaarde kan niet op tegen deze reeks ecologische nadelen.
Wanneer openbare diensten, zoals gemeenten en provincies, het bermbeheer zouden omvormen van pogingen tot gazonbeheer naar permanent grasland, zou er een grote ecologische vooruitgang ontstaan. Dit zeker gezien de soms grote oppervlakte waarover men beschikt. Bovendien is de besparing van beheerskosten mooi meegenomen!
Hier kunnen we kort en hard zijn: de ecologische waarde is ‘nul’! Glastuinbouw is hier niet expliciet opgenomen in het schema, maar buiten de economische voordelen van het geproduceerde voedsel, met bedenkingen over de kwaliteit, valt er niet veel positiefs te melden. Ecologisch is dit namelijk een bodemgebruik dat gelijk staat met verharding. De bodem wordt in feite gebruikt als een substraat om planten te voeden en dit alleen met hun belangrijkste bouwstoffen, ten koste van alle gezond bodemleven.
Het is duidelijk dat kunstgazon gelijk staat met verharding. Indien, zowel bij glastuinbouw als bij kunstgazon, de waterafvoer verhinderd dat het water infiltreert in de bodem, scoort deze vorm van bodemgebruik nog slechter dan verharding met een infiltrerende waterafvoer.
Wanneer men waarde hecht aan de ecologische effecten van bodemgebruik dan is het nuttig om al deze aspecten in overweging te nemen. Veel belang hechten aan culturele noden zoals bij een speelbos, zal ten koste gaan van de andere aspecten.
Gelukkig zijn het voordeel voor voedselproductie -afhankelijk van de exploitatievorm- en een gedoseerd en goed gekozen cultureel gebruik perfect verzoenbaar met een grote ecologische waarde. Onze beschikbare grond wordt dus best een combinatie van percelen die verschillende accenten hebben en die uiteindelijk de ecologische waarde van onze omgeving maximaliseren.
Hugo Der Kinderen
Augustus 2021